Ik ben niet veel anders dan Ronaldo
Mijn nieuwe, witte voetbalschoenen strikte ik zoals David Beckham dat deed. De bovenste twee gaten vrijlatend, zodat de rode tong met de Adidas-strepen ver over de schoen viel. Mijn sokken trok ik strak over mijn knieën. Zo zag ik het op tv, zo zag het er gaaf uit.
Voetbal was zo veel meer dan tegen die bal aantrappen. Voetbal was je helden achterna, de subtiele beweging van Jari Litmanen proberen na te doen, met je handen achter je oren langs de lijn van het trainingsveld rennen waar een enkele ouder weggedoken onder zijn paraplu net de andere kant op keek.
Maar voetbal was voor mij lange tijd vooral ook zeuren. Eindeloos zeuren aan het hoofd van mijn moeder. Mijn vader struikelt al over een bal als hij ernaar kijkt. Mijn moeder is wel sportief. Maar als ik mijn broertje in de F’jes bij ZSC over het veld zag dartelen, stond ik met de bal onder de voet tussen de roepende vaders en moeders. Te drammen, mezelf dwingend niet die krijtlijn over te lopen. Niet dat veld in, niet die bal sturen met de voeten, niet die tegenstanders voorbij. Want dat mocht niet. Ik was een meisje. En meisjes kunnen niet op voetbal.
Maar waarin was ik in mijn drang te willen voetballen zo anders dan die jongens? Ik kon toch ook gewoon zo’n shirtje aantrekken en meespelen?
In werkelijkheid was mijn moeder te bang dat haar frêle dochter doormidden geschopt zou worden.
Ik was twaalf jaar toen ze mijn zeuren zat was en ik mijn zin kreeg. Haar angst ondermijnend; ik mocht op voetbal. Er moest dispensatie bij de bond worden aangevraagd en de jongens werd verteld dat er voortaan een meisje mee zou doen. Een méísje? In mijn dorp was dat toen, twintig jaar geleden, gelijk aan nu Lionel Messi in het shirt van Real Madrid zien.
Bij elke uitwedstrijd ging ik aan de hand van de coach mee de kantine in: ‘Hebben jullie een aparte kleedkamer voor haar?’ Een muf scheidsrechtershok met schimmel tussen de voegen van de tegels was er altijd wel voorhanden. Dat ik aangestaard werd en dat mijn teamgenoten werden uitgelachen omdat ze bij een meisje in het team zaten, raakte me niet. Ik vóélde me niet anders. En ik wás ook niet anders. Ik wilde net als de rest gewoon lekker voetballen. Met de bal aan de voet voelde ik me onoverwinnelijk. Voetbal maakte me sterker: ik zou ze weleens wat laten zien.
Wat ooit begon met de liefde voor het spelletje werd zo iets groters. Dat dunne spitsje dat goals maakte, liet me voelen dat ik bestond. Hoongelach veranderde in waardering. Ik werd van dat méísje, dát meisje. Mijn leven werd bepaald door voetbal. Dat mijn helden van het andere geslacht waren, kreeg ik pas later écht in de gaten. Dat ik dus nooit op tv zou komen, drong ook maar langzaam tot me door.
Toch ben ik niet zo anders dan Cristiano Ronaldo. Ik kijk in zijn ogen en zie diezelfde honger. Eenzelfde onzekerheid en eenzelfde drang naar erkenning. Als meisje tussen de jongens maakten ze mij tot topscorer. Ronaldo redde het er íétsje verder mee. Maar onze dromen bleven gelijk: de beste van de wereld worden. Ook toen de droom al was achterhaald door de werkelijkheid en ik op de vroege zondagochtend in een veel te groot shirt ploeterde tussen de vrouwen. In mijn eigen, kleine wereld wilde ik nog altijd de beste zijn. Via de dames van ZSC ging ik naar Braakhuizen en later Prinses Irene. Zo goed als in mijn dromen werd ik niet. Niet veel later lag mijn knie aan gruzelementen. Kreeg mijn moeder toch nog gelijk.
Verschenen in Voetbal International 29, 20 juli 2016
Mayke Wijnen, Mijn Wereld
Ik werk enkele jaren als (voetbal)journaliste waarbij ik met name geïnteresseerd ben in de persoon. Ieder mens heeft zijn leven, zijn bestaan, zijn gedachten, zijn gevoelens, zijn waarden, kortom; zijn wereld. Zodoende startte ik naast mijn journalistieke werkzaamheden met Mijn Wereld.